Voederconversie

 

 

In de huidige vleesvarkensproductie bestaat de voederkost uit 70 tot 80% van de totale opfokkosten van een vleesvarken. Bij het afmesten van varkens zijn voeder en de biggen de belangrijkste input, terwijl het aantal geproduceerde kilogrammen slachtvarken de output vormen. Hoe minder input nodig per geproduceerde output, hoe beter het bedrijf presteert. De kengetallen die het meeste invloed hebben op economische kengetallen zijn de voederconversie, de dagelijkse groei, de prijs per kilogram slachtvarken en de prijs van het krachtvoeder (Deuninck, 2010). Een betere voederconversie leidt tot minder variabele kosten omdat er minder voeder nodig is. Een hogere dagelijkse groei zorgt ervoor dat meer afmestrondes mogelijk zijn binnen een bepaalde periode, waardoor de variabele stijgen, maar ook de opbrengsten. Zowel een verbeterde voederconversie als een betere groei leiden tot een hoger bruto-saldo. Meer nog, de effecten van beide kengetallen versterken elkaar. In een periode van laagconjunctuur wordt vaak geopteerd voor goedkoop voeder. Terwijl een duurder voeder een betere groei en een betere voederconversie kan opleveren. Wat dan uiteindelijk in een hogere opbrengst resulteert. In die optiek worden prijzen van voeders zelden gewikt en gewogen.