Intacte staarten

 
 
Met de steun van de federale overheid gaat KU Leuven|Thomas More Kempen op zoek naar hokverrijking of verbeteringen in het management van vleesvarkensbedrijven om staartbijten en kannibalisme bij vleesvarkens te voorkomen. Varkens bijten in elkaars staart wanneer ze agressief of gefrustreerd zijn. Dit is een bedreiging voor het welzijn van de dieren, en voor het financieel resultaat van de varkenshouder.
 
Op 1 februari 2013 startte het onderzoeksproject ‘Onderzoek naar aanpassingen van het management of verrijkingselementen ter voorkoming van staartbijten en kannibalisme bij varkens’. Hoofddoel van dit project is om mogelijke praktijkoplossingen te onderzoeken en aan te reiken om frustratiegedrag en agressie bij varkens te reduceren. In extreme gevallen treedt er daardoor sterfte op onder de dieren, maar ook letsels zorgen voor een financieel verlies bij het slachten. En het is natuurlijk nefast voor het welzijn van de dieren.
 
Staartbijtgedrag wordt het vaakst bij vleesvarkens van 40 à 50 kilo vastgesteld. Dit onderzoek spitst zich dan ook voornamelijk toe op de vleesvarkensfase. Er wordt nagegaan in welke mate omgevingsverrijking en managementaanpassingen een oplossing kunnen bieden. Zo wordt bijvoorbeeld onderzocht wat het effect is van kleine hoeveelheden stro in het hok, voederbakken met verrijkingselementen en het kunnen beschikken over vluchtmogelijkheden via vluchtpanelen of een verhoogde etage. Daarnaast wordt ook de invloed van het gescheiden afmesten van gelten en beren nagegaan.
 
De bevindingen worden vervolgens toegepast bij een groep biggen met intacte staarten. Zo wordt nagegaan of door de introductie van doeltreffende omgevingsverrijking en managementaanpassingen het routinematig couperen van biggenstaarten achterwege kan worden gelaten.
 
Het project loopt over twee jaar en is een samenwerking tussen Dier&Welzijn van KU Leuven|Thomas More (de vroegere Katholieke Hogeschool Kempen) en de onderzoeksgroep Huisdierengenetica van professor Buys van KU Leuven. Het project wordt uitgevoerd op praktijkbedrijven in de Antwerpse Kempen.

 
 
Onderzoekingen gesubsidieerd door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu (contract RE 12/2 Sucannib1)