Bevraging

Om een beeld te krijgen van de klauwgezondheid in Vlaamse melkveebedrijven werd zowel een digitale enquête georganiseerd als een 40-tal melkveebedrijven bezocht.
 
Digitale enquête
Begin 2016 werd er via email een enquête verspreid onder de Vlaamse melkveehouders. Hierin werd onder meer gepeild naar bepaalde bedrijfskenmerken, het klauwgezondheidsmanagement, het geschat voorkomen van klauwaandoeningen en kennis van de meest voorkomende aandoeningen. Zo’n 504 melkveehouders vulden de enquête in.
Uit de enquête blijkt dat de helft van de bedrijven minstens tweemaal per jaar de klauwen preventief verzorgt, maar op 22,4% van de melkveebedrijven zou er geen systematische klauwverzorging plaatsvinden. De preventieve klauwverzorging gebeurt vaak bij droogzetten (56,9%) of op vaste momenten in het jaar bij een verzorging van een deel van of het hele koppel (38,1%). Opvallend is dat slechts 84,1% van de bedrijven koeien bij kreupelheid behandelt. Idealiter zou elke koe met een afwijkende gang of bij vermoeden van een klauwaandoening zo snel mogelijk moeten worden gecontroleerd om verminderde productie en verminderd welzijn te vermijden.
Op het gebied van het herkennen van klauwaandoeningen is er nog werk aan de winkel. Terwijl klassieke stinkpoot en Mortellaro op zo goed als elk bedrijf voorkomen, kan niet iedere klauwverzorgende veehouder deze aandoeningen herkennen. 44,6% van de veehouders registreert zelden of nooit de klauwbehandelingen of –problemen. Dit wil daarom niet zeggen dat deze veehouders niet met klauwgezondheid bezig zijn. Sommige veehouders markeren de dieren die nazorg nodig hebben met een kleurspray, een pootbandje of door een stuk van de staartkwast te knippen. Wanneer men de aandoeningen wel registreert, is dit veelal met pen en papier (33,4%) en in mindere mate met behulp van managementprogramma’s.
Het gebruik van klauwbaden is in veel gevallen noodzakelijk om infectieuze aandoeningen zoals klassieke en Italiaanse stinkpoot, onder controle te houden. Om het klauwbad zo efficiënt mogelijk toe te passen, moet er onder meer met de volgende parameters rekening worden gehouden: toepassingsfrequentie, tijdig verversen, product en concentratie en de afmetingen van het klauwbad. De praktijk leert dat de verboden producten nog steeds erg populair zijn. Tweederde van de bedrijven die een klauwbad inzetten, gebruiken formolaldehyde en/of kopersulfaat. Deze niet-toegelaten producten zijn nochtans slecht voor de gezondheid en/of milieu.
 
Bedrijfsbezoeken
Uit de digitale enquête werden 40 Vlaamse melkveebedrijven (verspreid over heel Vlaanderen) geselecteerd en bezocht. Op elk bedrijf werden 15 tot 20 koeien op klauwgezondheid onderzocht. Deze koeien werden per bedrijf geselecteerd op lactatienummer en ISK (Individuele StandaardKoe) om een zo representatief mogelijk beeld van de kudde te krijgen. Van de geselecteerde dieren werden de achterklauwen verzorgd en werden de aandoeningen gescoord. Van deze koeien werden nog andere parameters beoordeeld zoals hygiëne, conditie, mobiliteit… Verder werden ook heel wat stalkenmerken en bedrijfsgegevens nader bekeken.
Opvallend is dat 31% van de 743 onderzochte koeien kreupel was en dat slechts 12% volledig vrij was van aandoeningen. Hoewel manke koeien vaker ernstige klauwaandoeningen hadden, mankten niet alle koeien met een klauwprobleem en vice versa. Dit toont aan dat niet alle dieren met een aandoening kreupel zijn. Het is dus belangrijk dat je niet enkel de klauwen van de kreupele koeien verzorgt. Mortellaro is een algemeen probleem: net geen 75% van de onderzochte dieren vertoonden een vorm van Mortellaro (actief, genezend of chronisch). Geen van de 40 bezochte bedrijven was volledig Mortellaro-vrij, maar er waren wel bedrijven zonder actieve letsels en met slechts 10% genezende of chronische letsels. Het is dus mogelijk om Mortellaro onder controle te krijgen, een hoopgevend resultaat. Ook klassieke stinkpoot is alom aanwezig: 55% van de koeien heeft last van hielhoornerosies en slechts 15% van de koeien heeft helemaal geen hielhoornerosies. Uit de gesprokkelde data blijkt dat veel veehouders de klauwaandoeningen in hun stapel eerder onderschatten dan overschatten.
Wat de oorzaak van de inschattingsproblemen is, is niet duidelijk. Mogelijk speelt onvoldoende kennis van de aandoeningen een rol, maar waarschijnlijk worden ook heel wat problemen over het hoofd gezien doordat niet alle koeien met een probleem manken. Onvoldoende tijd of aandacht voor klauwgezondheid kan ook een bepalende factor zijn. Een degelijke registratie van de klauwbehandelingen en –problemen is absoluut nodig om meer inzicht in de klauwgezondheid op bedrijfsniveau te krijgen.