Natuur- en landschapsbeheer met kleine herkauwers: duurzaam bedrijfsmanagement en rendabiliteit


Afhankelijk van het soort terrein en het doel kunnen de schapen in vaste rasters, flexibele rasters, of zonder raster maar met herder worden ingezet. Dat betekent dat ieder terrein op de eigen benodigde manier kan worden beheerd.
 
Standbeweiding
Hierbij worden dieren binnen een afgerasterd deel van het terrein losgelaten, de zogenaamde raster- of standbeweiding. Bij dit beweidingsregime bepalen de dieren zelf waar ze wel of niet grazen en wat de favoriete schuil- en rustplaatsen zijn. Indien de dieren continu op het terrein verblijven, is er geen afvoer, wel een verplaatsing van nutriënten. Op sterk begraasde plaatsen is er een nettoafname. Op plaatsen waar veel wordt gemest, is een nettotoename.
 
Gestuurde begrazing
Bij gestuurde of geherderde begrazing vertrekt de kudde iedere dag vanuit een schapenstal of -kraal en keert daar aan het eind van de middag weer terug of trekt door van het ene terrein naar het volgende. De herder bepaalt welke graasgronden in welk deel van het jaar worden beweid en met welke intensiteit. Er vindt sturing plaats in ruimte en tijd (periodieke beweiding).
 
Drukbegrazing
Een speciale vorm van gestuurde begrazing is druk-, piek- of stootbegrazing. Sterk verruigde of vergraste begroeiingen worden gedurende korte tijd intensief begraasd. Bij deze methode wordt vaak gebruik gemaakt van verplaatsbare rasters (flexienetten). Er wordt een kortgrazige vegetatie gecreëerd, waardoor gunstige omstandigheden ontstaan voor de kieming en vestiging van veel plantensoorten. Drukbegrazing zorgt dat gesloten vegetaties worden opgebroken, en vergraste heide snel wordt omgevormd tot struikheigedomineerde heideterreinen.
 
Zomerbegrazing
Bij zomerbeweiding wordt de vegetatie gedurende het groeiseizoen begraasd, meestal zo intensief dat de vegetatie kort afgegraasd de winter ingaat. Het louter in de zomerperiode begrazen kan het gevolg zijn dat in natuurgebieden onvoldoende voeder voor de grazers in de winterperiode aanwezig is.

 

Winterbegrazing
Bij winterbeweiding krijgt de vegetatie gedurende de groeiperiode de ruimte om tot bloei en zaadzetting te komen en wordt pas afgegraasd nadat de zaadzetting is voltooid. In de winter heeft begrazing niet enkel effect op gewassen die dan beschikbaar zijn voor de schapen. Planten zoals pijpenstrootje (Molinia caerulea) overwinteren door reservestoffen op te slaan in de ondergrondse delen. Door in de winter te begrazen worden concurrenten van pijpenstrootje getroffen en kan deze expanderen op heideterreinen wat dient te worden verhinderd.

 

Jaarrondbegrazing
Bij jaarrondbeweiding blijven de grazers het hele jaar op het terrein en wordt gedurende het groeiseizoen de vegetatie extensief begraasd, waarbij niet alle biomassa wordt weggenomen. Er ontstaat een mozaïekpatroon van korte en lange vegetatie. Grassen met een grote concurrentiekracht kunnen door jaarrondbegrazing beter dan met seizoensbegrazing worden teruggedrongen. Er moet voor de dieren voldoende voedsel overblijven om de winter door te komen.

 

Begrazingsintensiteit
De begrazingsintensiteit is een maat voor de impact van begrazing op een gebied en meer specifiek op de vegetatiestructuur en bijgevolg op het voorkomen van een bepaalde flora en fauna. De impact van begrazing hangt grotendeels af van de begrazingsdichtheid, het begrazingstype (jaarrondbegrazing, seizoensbegrazing, stootbegrazing of geherderde begrazing), de soort(en) ingezette begrazers en de voedselbeschikbaarheid in het graasgebied.

 

Begrazingsplan
Een begrazingsplan dient als volgt opgebouwd te worden. Eerst moet een gedetailleerde gebiedsbeschrijving worden gemaakt waarin bijzonderheden van het terrein en de vegetatie staan beschreven. Een evaluatie van het vroegere beheer hoort hier ook bij. Als tweede komt een deel met een beschrijving van de beheers- en overige doelstellingen. Daarna komt een langetermijnplanning. Het te beheren gebied wordt ingedeeld in percelen met min of meer uniforme vegetatie en met een oppervlakte van minstens enkele hectaren. Voor elk perceel wordt weergegeven wat de gewenste begrazingsintensiteit is. Daarvoor moet de jaarlijkse biomassaproductie per perceel gekend zijn en moet men weten hoeveel van deze biomassa verwijderd moet worden. Zo kan men tot een concreet begrazingsplan komen. Hiervoor moet de graascapaciteit van de kudde bepaald worden in kilogram droge stof, waaruit dan de graascapaciteit in hectaren berekend kan worden. De begrazingsactiviteiten worden verder verdeeld over de verschillende percelen op basis van eventuele prioriteiten. De begrazingsactiviteit wordt uitgedrukt in kuddegraasdagen per maand en dit voor één of meerdere jaren. Tenslotte moet er elk jaar een evaluatie worden gemaakt om het beheer eventueel bij te sturen.