Natuur- en landschapsbeheer met kleine herkauwers: duurzaam bedrijfsmanagement en rendabiliteit

Verbinden en verweven
In Vlaanderen liggen begrazingsgebieden, zoals natuurlijke graslanden en heidegebieden, her en der versnipperd als eilanden te midden van intensief beheerde cultuurlandschappen. Vrij recentelijk wordt er veel belang gehecht aan het belang van verbindingszones tussen (natuur)gebieden. Verbinden van deze gebieden biedt zowel voor de kudde als voor de vegetatie, namelijk het verspreiden van zaden en plantensoorten, voordelen. Zo kunnen bermen, grasstroken boven aardgasleidingen of onder hoogspanningsleidingen een potentiële verbindingsas tussen begrazingsgebieden vormen. Potentiële begrazingsgebieden zijn er ruim voldoende, maar je dient ze te ‘zien’.
 
Heidegebieden
Begrazen van heide is complex. Als de heide onderbegraasd wordt, zal de heide na verloop van tijd te houtachtig worden en dus aan voederwaarde verliezen. Anderzijds mag heide niet overbegraasd worden, want dan is de heide te zwak om te herstellen van winterbegrazing. Jaarlijks kan tot 40% van de biomassa van struikhei afgegeten worden zonder dat de plant er schade van ondervindt en zonder dat de vegetatie degradeert. Zo kan heide zelfs bij grotere begrazingsintensiteit herstellen van eerder slecht beheer.
 
Dijken
Extensieve beweiding van dijken leidt doorgaans tot een soortenrijke begroeiing. De vegetatie wordt kort gehouden en door betreding ontstaat een stevige grasmat. De kleine hoeven maken de structuur van de grond vaster zonder deze stuk te trappen. Door het kort afgrazen stoelt het gras meer uit.
 
Uiterwaarden en beekdalen
De oevers langs beken en rivieren vormen een potentieel begrazingsgebied. Door o.a. de hoge stikstofconcentratie van vele oevers is er veel brandnetelgroei in deze gebieden waar te nemen. Deze brandnetels kunnen door begrazing worden ingetoomd. Vaak zijn oevers door begroeiing (riet, struiken, bomen…) moeilijk bereikbaar om met andere beheersmethoden te onderhouden.
 
Schorren
Kenmerkend voor een schor is dat ze wordt doorsneden door getijdengeulen of –kreken, die tijdens de vloed volstromen en al of niet buiten hun oevers treden. Om de variatie in schorren te bewaren, is begrazing noodzakelijk. Hierbij ontstaat een patroon van intensief en minder intensief begraasde delen, doorsneden door looppaadjes van de dieren. Al die plekken hebben hun eigen kenmerkende plantensoorten, zodat begrazing voor veel extra variatie zorgt. In eerste instantie komen vooral schapen in aanmerking, omdat rundvee of paarden te diep in de bodem wegzakken.

 

Stadsparken
Stadsparken met schapen beheren, is een redelijk nieuw verschijnsel. Waar vroeger de stadsparken vooral uit grote grasvelden bestonden met hier en daar een boom, wil men nu de stadsparken een meer natuurlijke vorm geven. De inrichting van de parken is daarop aangepast en ook het beheer wordt natuurlijker.

 

Bossen
Het accent verschuift van productiebossen naar natuurlijke bossen waren open plekken, bosweiden, struikgewas en bomen elkaar afwisselen. Net die natuurlijke bossen zijn interessant om grazers in te zetten. In vergelijking met runderen en paarden zullen schapen bij een vergelijkbare graasdruk een grotere invloed op bosverjonging uitoefenen. Hierdoor kunnen schapen een rol spelen in het afremmen van de bosontwikkeling op open plekken door het eten van boom- en struikopslag.

 

Boomgaarden
In boomgaarden, zeker in het kader van het behoud van oude hoogstamboomgaarden, kan de ondergroei onder de bomen door schapen kort worden gehouden. In ruil levert de boomgaard beschutting aan het vee. Dit is vaak haalbaar in extensieve boomgaarden. In intensieve boomgaarden wordt vaak gebruik gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen die onverenigbaar zijn met het houden van schapen. In het najaar kunnen schapen bij de reductie van blad en bladoverwinterende schimmels helpen. Hoewel nooit wetenschappelijk aangetoond, zou dit de ziektedruk (bv. appelschurft en perzikkrulziekte) verminderen.

 

Industriegronden
In industriegebieden liggen vaak nog niet bebouwde bedrijfsterreinen die kunnen begraasd worden. Vaak liggen rond grote bedrijven aangelegde tuinen met een groot gazon. Ook dergelijke gazons zouden op een alternatieve manier door een schaapskudde kunnen worden begraasd. Het wordt meer haalbaar indien meerdere bedrijven op een industrieterrein dergelijk onderhoud zouden clusteren zodat er gedurende langere tijd werk is voor een schaapskudde.

 

Natuurlijke graslanden
Graslanden, en meer bepaald de halfnatuurlijke graslanden, staan erg hoog aangeschreven in het Vlaamse natuurbehoud. Het beheer ervan vormt traditioneel een belangrijk deel van het totale werkvolume in de meeste natuurreservaten. Oorspronkelijk was het natuurbehoud vooral gericht op het herstellen van het landschap zoals zich dat moet hebben voorgedaan ergens vlak voor de Eerste Wereldoorlog. Graslanden werden destijds nog niet in- of doorgezaaid, het waren echte halfnatuurlijke vegetaties. Vandaag bezorgt de instandhouding van soortenrijke graslanden natuurbeheerders in toenemende mate kopzorgen, zeker als de oppervlakte ervan gevoelig toeneemt. Begrazing door runderen of schapen is een van de belangrijkste beheersmaatregelen die gebruikt worden om de fauna en flora van de graslanden op peil te houden en te verbeteren.

 

Landbouwgronden
Landbouwgronden bestaan meestal uit een monocultuur aan grassen. Daardoor is de voedingswaarde van dergelijke terreinen hoger en beter in te schatten dan bovenstaande terreinsoorten. Op dergelijke rijkelijke gronden kan doorgaans het jaarrond worden gegraasd. Echter door de sterk gestegen grondprijzen zijn deze terreinen minder interessant voor begrazing door schapen. In Nederland worden schapen in het late najaar als ‘nabegrazing’ op landbouwgronden, vaak koeienweides, ingezet.